Aan de slag

  1. Titel
  2. Datering
  3. Omschrijving
  4. (Ruimtelijke) categorieën
  5. Trefwoorden
  6. Media

1. Titel

  • De titel hangt nauw samen met de inhoudelijke afbakening van een gebeurtenis. Welke gebeurtenissen cluster je en welke splits je op? Vermeld je de Stomme van Portici, de onafhankelijkheidsverklaring van België en de troonsbestijging van Leopold I als aparte gebeurtenissen of cluster je ze onder de gebeurtenis ‘België onafhankelijk’?
  • Laat je leiden door de titels en subtitels die in het handboek staan: die staan daar omdat ze episodes samenvatten.
  • Niet alles wat gedateerd wordt, hoeft een gebeurtenis te zijn: stromingen bijvoorbeeld zijn moeilijk als gebeurtenis op een tijdlijn aan te duiden. Gebruik ze beter als trefwoord.
  • Overbodige woorden en werkwoordsvormen laat je beter weg uit titels. ‘Nicolaas I’ is beter dan ‘Wegvallen van Tsaar Alexander en opgevolgd door Tsaar Nicolaas I’. De toelichting geef je in de omschrijving.
  • Personen of regeertermijnen kun je op een tijdlijn plaatsen maar je kunt ze ook als trefwoord inschakelen (als ze verschillende keren terug komen) of gewoon in de omschrijving opnemen.
  • De vermelding van het land waar de gebeurtenis plaatsvindt in de titel is niet perse nodig: daarvoor maak je gebruik van de ruimtelijke categorieën. Dubbele informatie ingeven is tijdrovend en maakt de tijdlijn slordig.

2. Datering

  • Een gebeurtenis kan een eenmalig event of een periode zijn.
  • Een beginjaar is verplicht voor elke gebeurtenis, een eindjaar is facultatief.
  • Het is ook mogelijk dag en maand toe te voegen. Daarvoor gebruik je notitie DD/MM/JJJJ.
  • Durf afronden op decennia. Als de precieze begin- of einddatum niet is gegeven, is die waarschijnlijk niet zo belangrijk of moeilijk te bepalen.
  • De einddatum van een gebeurtenis lees je vaak pas in een volgend hoofdstuk.

3. Omschrijving

  • Hoewel het technisch perfect mogelijk is om lange teksten op te nemen in je omschrijving is dat in praktijk niet aangewezen.
  • Lange teksten of paragrafen laten zich moeilijk lezen op een computerscherm.
  • Letterlijk paragrafen uit het handboek overnemen is eigenlijk uitstel van interpretatie, samenvatting en studie.
  • Breng reliëf aan in je tekst door hoofdetters te gebruiken, woorden te onderlijnen en opsommingen onder elkaar te plaatsen.
  • Interessante toetsencombinaties om reliëf aan te brengen in de cel van het werkblad:
    • ctrl+enter: nieuwe regel binnen de cel
    • ctrl+u: onderstreept
    • ctrl+b: vet
    • ctrl+i: cursief
  • Verwijs in je omschrijving naar pagina’s in het handboek of een schriftelijke samenvatting.

4. (Ruimtelijke) categorieën

  • De categorieën, of thema’s zo je wil, vormen de primaire ordening van je gebeurtenissen.
  • Per aparte naamgeving in de Categorie-kolom van het werkblad, wordt automatisch een nieuwe categorie aangemaakt.
  • Elke categorie heeft een eigen kleur, in totaal twintig verschillende. Je kunt de kleuren niet zelf kiezen, ze worden gegenereerd in een welbepaalde volgorde.
  • De categorieën zijn spellingsgevoelig, niet hoofdlettergevoelig.
  • We raden je aan ruimtelijke categorieën te gebruiken. Die blijken het meest effectief en efficiënt om Europese of wereldgeschiedenis te visualiseren. Alternatieven naargelang het onderwerp van je tijdlijn zijn domeinen van de maatschappij (politiek, cultuur, ...) of thema’s (wetgeving, rampen, mijlpalen, betoging,...).
  • Ruimte is een complex begrip. Wat met de kolonies en landen die doorheen de tijd gevormd of gesplitst worden? (cfr. Franse imperium, Pruisen, Oostenrijk-Hongarije). Bedenk dat dit vraagstukken zijn die in essentie deel uitmaken van het opbouwen van een referentiekader en niet veroorzaakt worden door het format van de tijdlijn... Een perfecte generieke oplossing hebben wij alvast nog niet gevonden.
  • Het kan interessant zijn overkoepelende categorieën te formuleren: ‘Tijdperk’, ‘Europa’, ‘Internationaal’, ‘Azië’.
  • Niet elk land ter wereld heeft een categorie nodig. Als Venezuela geen hoofdthema is in de cursus, is het niet nodig er een aparte categorie voor aan te maken, noch een trefwoord. Beter is het land op te nemen in de titel of de omschrijving van een meer algemene gebeurtenis met als categorie ‘Amerika’.

5. Trefwoorden

  • Waarom werken met trefwoorden als je toch kunt zoeken in omschrijvingen? Trefwoorden hebben als voordeel dat je ze kunt gebruiken als bijkomende filter waardoor je specifieke zoekopdrachten kunt uitvoeren. Heb je aan de categorieën en de vrije zoekbox genoeg, is dat even goed.
  • Trefwoorden hebben pas een functie als je ze voor meerdere gebeurtenissen kunt gebruiken. Je hoeft niet elk betekenisvol woord uit je omschrijving als trefwoord toe te voegen. Wees nauwkeurig in je selectie: te veel of overlappende trefwoorden maken je tijdlijn slordig.
  • Respecteer hoofdletters en spelling. Je ziet de lijst van trefwoorden naast je tijdlijn. Houd die lijst in de gaten: een spelfout resulteert in een verdubbeling van het trefwoord.
  • Denk goed na of je geografische entiteiten als trefwoord wilt gebruiken. Als ze overlappen met de categorieën, voer je dubbel werk uit. Je kunt termen/landen uit je omschrijving steeds terugvinden via de zoekmachine.

6. Media

  • Je kunt per gebeurtenis 1 icoon (afbeelding) toevoegen en verschillende media (afbeelding of video).
  • Je voegt media toe via hun ‘remote url’, hun online adres. De media moeten al ergens op het net beschikbaar zijn en kunnen niet rechtstreeks geüpload worden vanop je computer. De url van een afbeelding (en dus NIET van de pagina waarop de afbeelding staat) vind/kopieer je door met de rechtermuisknop op de online afbeelding te klikken.
  • Iconen worden getoond op de tijdlijn. Gebruik ze bijvoorbeeld voor mijlpalen.
  • De media verschijnen onder de omschrijving van de gebeurtenis.
  • Afbeeldingen kunnen interessante geheugensteunen zijn; historische kaarten zijn onontbeerlijk voor historisch studiewerk.
  • Anderzijds kun je ook veel tijd verliezen door te lang te zoeken naar de perfecte afbeelding...